Waarom thuiswerken dus eigenlijk helemaal niet kan!
Moeder zijn is hard werken en menig ouder komt tot rust op zijn of haar werkplek. Dit was dan ook de reden dat half Nederland huilend onder een dekentje kroop toen we in intelligente lockdown gingen. Waaronder ik, want ineens was mijn peuter fulltime thuis. Ondertussen heb ik mijn eigen kantoor en dat is een verademing: even los van de peuter die ‘Jazekersssss’ roept als ik vraag of ik honing aan mijn kont heb.
Deze 4 punten herkent iedere ouder met jonge kinderen thuis en dit is dan ook de grootste reden waarom we terug willen naar kantoor. Thuiswerken met kinderen klinkt leuk, maar dan wel op een zonnig oord met een nanny alsjeblieft.
Overigens leerde ik van mijn stagiaire dat zij dit probleem ook heeft, alleen dan met haar kat.
1. ‘Ik kom zo bij je’ zeggen
Ik vind het werkelijk waar fantastisch dat ik tegen mijn stagiaire of klanten kan zeggen dat ik zo bij ze kom, dat ze even moeten wachten, of dat ik ‘over tien minuten’ klaar ben en het totaal geaccepteerd is dat het dan nog eventjes iets langer duurt. En werkelijk waar niemand staat te huilen aan mijn bureau of trekt aan mijn kleding als ‘zo’ niet een milliseconde later is.
Thuis hanteerden we zelfs een tijdje een stoplicht die we konden bedienen vanaf onze laptop. Rood betekende dat de peuter mij echt niet mocht storen. Helaas betekende dat wel dat dat kind voor het stoplicht stond te springen: “groen, groen, groen!” Een kat trekt overigens niets aan van stoplichten. Die gaat gewoon met zijn behaarde kont op je toetsenbord liggen.
2. In je eentje naar de wc gaan
Je weet pas wat privacy betekent als je kinderen hebt. Of als je in een gevangenis zit, of op een camping staat en je met een wc-rol onder je arm naar de plee rent omdat je buikgriep hebt. Hoe dan ook: Mijn peuter zit al twee jaar in zijn ‘ik wil zijn waar mama is’ fase. Als dat betekent dat er een drol dwarszit bij mama die er nu uit moet, dan loopt hij mee. En dan geeft hij alle wc-rollen aan. En roept tegelijkertijd ‘bah!’ met wapperende handjes (heeft zijn vader hem geleerd). Ik heb nog nóóit een collega gehad die zegt: ‘Ik loop wel even mee’ als ik richting de toiletten loop. Sterker nog, ik heb nog nooit hoeven aan te kondigen dat ‘mama even naar de wc gaat‘ op mijn werk. En de stagiaire heeft ook nog nooit huilend op de hal mijn naam geroepen omdat ze me kwijt was. Thuis wordt de zin: “Ik mis je” al uitgesproken als ik plakvingertjes van mijn bovenbeen af haal.
3. Vloeken als iets misgaat
Er lukte iets thuis niet. En ik riep heel hard: ‘kut!’ Een kopie van mezelf in jongere vorm stond plots achter me en riep: ‘KUT!’ met de grootste grijns op zijn gezicht. ‘Shit, da’s niet handig,’ mompelde ik en twee blije oogjes probeerden al te verwerken hoe al deze nieuwe woorden uitgesproken moesten worden. Jop en ik vertellen elkaar dagelijks dat we niet moeten vloeken waar ons kind bij is. Voor we het weten, heeft hij voor hij naar de basisschool gaat, een woordenschat wat overeenkomt met die van een bootwerker. Of met die van zijn moeder.
Vloeken houd ik nu maar voor het werk, tot mijn kind het van iemand anders leert. Ligt het in ieder geval niet aan mij.
4. Je lunch in alle rust opeten zonder dat er iemand bedelt om hapjes
Eén van de discutabele talenten die ik me eigen heb gemaakt, is om binnen enkele minuten een volledige maaltijd naar binnen te schuiven. Dit is helaas doorgedrongen tot de lunchpauze op mijn werk, waardoor ik na het eten van mijn lunch nog 25 minuten over heb. Ik probeer bedachtzamer te eten. Helemaal omdat er nog nooit een collega mij een smekende blik gaf en zijn of haar mond hoopvol opendeed. Mijn doel is om een kwartier te doen over mijn boterhammen tijdens de lunch. Al is het alleen maar omdat ik de overige tijd me aan het bedenken ben wat ik ook alweer heb gegeten, omdat ik het niet eens heb geproefd.